Op het puntje van haar stoel. Handen krampachtig tussen haar benen geklemd. Haar gezicht in een verbeten grimas dat ooit een mooie volle mond geweest moet zijn. Teveel geslikt. Te zuur met een eeuwige bittere nasmaak. Haar ogen kijken naar dezelfde plek in niemandsland waarin zij zich bevindt in haar hoofd en laten een dofheid zien die niet meer opgepoetst kan worden. Moe. Zo intens moe. Ze laat haar hoofd hangen. Het bungelt zowat levenloos aan haar nek. Dodepop. De slierten haar omkaderen het trieste geheel.
Ze pakt nog een tissue. Snuit haar neus. Veegt door haar gezicht. Kijkt me aan vanonder haar nepwimpers, die in alle haast een beetje scheef zijn opgeplakt. Haar wangen doen me denken aan gebarsten woestijngrond in het noorden van India. De tranen die door haar dik opgebrachte bleekpoeder zijn gelopen veroorzaken dikke scheuren in de laag plamuur, maar laten desondanks nog niet haar echte kleuren zien.
Versleten. Het woord blijft door me heen gaan, terwijl ik haar met een steek in mijn hart opneem. Door de tijd. Door alle mannen. En die ene in het bijzonder.
Het is niet altijd rozengeur en maneschijn in paradijs. Er zijn momenten waarop ik me afvraag hoe de bloemen kunnen groeien in de smerige poel van ellende die zich net onder de oppervlakte bevindt. Besmettelijke druppels leed druipen langs de kale muren. Hoe vinden de vlinders hun weg door de donkerte?
Ze werkte al jaren onder de neonlichten in een bar. Die tevens ook een massage plek was. Een populaire trekpleister bij een bepaald type toerist. Na de happy ending die bij menig man gretig zijn aftrek vond, ging ze tot diep in de nacht door met een typisch Thais staaltje entertainment. In niets verhullende niemendalletjes wond ze er geen doekjes om. De daad werd onophoudelijk bij het woord gevoegd. Soms bleef er nog wat extra’s plakken dan alleen maar de kwakjes die werden geloosd. Er waren ook wel aardige mannen af en toe. Die toch nooit echt konden binnen dringen. De ware penetratie had al lang geleden plaats gevonden, zo diep dat ze voor altijd was gebroken. Dissociatie was haar enige toevlucht.
“Haha. Ze dachten echt dat ze me konden redden.”
Voor het eerst een lach. De ontspanning in haar lijf terwijl ze me aankijkt. De misplaatste emotie onthult hoever ze verwijderd is van zichzelf. De minachting die uit haar hele wezen straalt zegt genoeg.
Ik ben er stil van. Het land van de lach verhult een diep geheim, dat bijna een cultuurgegeven is. Gefluister in achteraf steegjes. Vrouwen, die soms ook eerst mannen waren, die ingeruild worden voor iets beters, want in paradijs krijg je natuurlijk alleen het meest exquise voorgeschoteld. Al het afgedankte verdwijnt op miraculeuze wijze.
Soms grijpt de walging me naar mijn keel als ik kijk naar wat er nu echt gebeurt. De verkrachting van de liefde in al haar puurheid, die door een hele samenleving, oost en west, in stand wordt gehouden.
Ze dacht dat ze er dan toch maar op in moest gaan. Van alle mannen die bij haar binnen waren gekomen in de jaren, was hij wel de meest aardige. Hij vond haar echt leuk. En nog belangrijker, hij had geld. Een ticket naar het echte paradijs. Het hoogst haalbare in het land van de lach. Want onder de roze neonlichten kleurt het gras toch net iets minder groen dan dat het in de boze buitenwereld zou doen.
Alles is een illusie.
Ze bijt op haar lip. Haar kaken kauwen op de boosheid die ze iedere keer weer voelt opkomen. Hij zei dat ze samen een nieuw leven zouden gaan opbouwen. In het noorden van Europa. Ze kende het van de versleten landkaart, naast haar bar in het reisbureautje, dat eigenlijk niet meer was dan een hokje en waar ze zo nu en dan een klant van kreeg.
Haar familie in het noorden zou zo trots op haar zijn. Een echte westerse man. Met geld. Genoeg om de hele familie te kunnen onderhouden. Een gespreid bedje, zonder dat ze daarop iedere dag tig keer haar benen hoefde te spreiden.
Dacht ze. Voor ze het wist bevond haar leven zich in een spagaat. Vluchten met haar pasgeboren kind of blijven in ellende. Nu ze aan de andere kant van de wereld was, zag ze ook opeens een andere zijde van haar kersverse echtgenoot. Dagenlang zat ze opgesloten in huis. Ze mocht niet de straat op. Poetsen. Zijn klappen opvangen als hij weer eens teveel had gedronken. “Ik wist eigenlijk niet wat beter was. Als hij zo zat was dan kon hij tenminste geen bezit van mijn lichaam nemen. Maar de klappen en vooral de stompen in mijn buik, deden ook ongelofelijk veel pijn. Ik was zo bang dat er iets met mijn kleine meisje zou gebeuren.”
Nog een tissue. Ze blijft slikken. Ik voel de tranen prikken in mijn ogen. Woede borrelt ook op in mij.
“Ik voelde me zo alleen. Er was niemand waar ik mee kon praten. Hij zei op een gegeven moment ook niks meer. Als hij binnen kwam, greep hij me gewoon zonder een woord. Als ik een kik gaf dan sloeg hij me in mijn gezicht.” Ze knijpt in haar handen. Witte knokkels. “Ik kon hem wel vermoorden. Maar dan dacht ik weer aan mijn familie en aan mijn meisje. Iedere ochtend bad ik dat deze dag anders zou zijn.” Ze schudt haar hoofd. Een misplaatste lach.
Stilte.
“De storm maakte me wakker. Zo’n raar gevoel van binnen. Ik zag zijn dikke buik op en neer bewegen. Zijn mond hing open. Hij zou voorlopig nog niet uit zijn dronkemanscoma ontwaken.”
De bliksem verlichtte de slaapkamer en raakte haar in het diepste van haar ziel. Getroffen door een intense oerkracht. Soms zijn er van die momenten die je hele wezen in vuur en vlam zetten. Een ingeving. Een diep weten dat dit is niet hoe het verhaal gaat aflopen. Een verschil tussen lijden en je leven leiden. Een intens besef dat dit het is. Nu of nooit.
Ze stond op. Griste de hoognodige spullen bij elkaar. Haar paspoort. Zijn portemonnee. Ze wikkelde haar vijf maanden kleine meisje in dikke kleertjes. Opende de deur. En rende weg de donkere kou in. De ellende achterlatend.
Al was het maar voor even. Soms maken de sporen uit het verleden een inhaalslag.
Leeg kijkt ze me aan. Een sprankje trots verschijnt heel voorzichtig in haar ogen. Ze recht haar rug. “Ik deed het. Ik liep weg. Voor het eerst had ik het gevoel dat ik zelf ook wat te bepalen had in mijn leven. Niet het leven voor mijn ouders of alle mannen te leven.” Even recht ze haar rug. Dan zakt ze weer terug in haar oude levenloze positie.
Ze ging naar haar ouders in Isan, in het arme noorden van Thailand. Blij was ze, zo intens gelukkig dat ze haar familie weer kon zien. “Ik vertelde ze alles wat er gebeurd was. Ik snapte niet waarom ze boos op me waren. Mijn moeder zei niks toen ik haar alle littekens liet zien. Ik had ze teleurgesteld. Het mooie plaatje van de succesvolle rijke dochter in Europa viel aan diggelen. Wat moesten ze tegen het dorp zeggen? Het was beter als ik weer zo snel mogelijk weg ging.”
In niemandsland doolde ze rond. Haar kleine meisje met zich meezeulend. Ze had geen keus. Geen opleiding. Niks. Er was eigenlijk maar een ding waar ze echt goed in was.
Ze moest wel. Terug naar paradijs. Er was niks veranderd. De neonlichten branden nog steeds. Als de avond valt komen de mannen als hongerige hyena’s uit alle hoeken en gaten.
Haar kleine meisje speelt in de hoek, terwijl haar moeder het werk doet. Ze kijkt op en vangt de azende blik van de overrijpe man die net op het hoogtepunt aankomt. Ze trekt haar prinsessenjurkje een klein beetje op en houd haar hoofdje schuin. Lacht. Net zoals mama dat ook altijd doet.
Een verhaal zonder happy ending.
With love from paradise.
Koh Samui, Thailand – September 2016
Geef een reactie